Aantrekken en afstoten als neurobiologische reactie op trauma

About the Author: Nikki Nooteboom

Aantrekken en afstoten als neurobiologische reactie op trauma

Aantrekken en afstoten als neurobiologische reactie op trauma

Verbinden is een menselijke basisbehoefte. Vanaf onze eerste ademhaling zijn we afhankelijk van anderen om te overleven. We zoeken nabijheid, veiligheid en erkenning. Maar wat als eerdere ervaringen hebben geleerd dat verbinding ook pijn kan doen? Dat degene die dichtbij komt, ook degene kan zijn die afwijst, verlaat of kwetst?

Voor mensen met trauma kan nabijheid niet alleen iets zijn om naar te verlangen, maar ook iets om voor te vrezen. Het zenuwstelsel, dat geprogrammeerd is om gevaar te herkennen en te vermijden, kan op verbinding reageren als een bedreiging. Dit leidt tot een dynamiek van aantrekken en afstoten: de behoefte aan nabijheid roept verlangen op, maar zodra die nabijheid er is, activeert het ook de herinnering aan gevaar. Het lichaam en de geest gaan in een beschermingsmodus—afstoten, afstand nemen, soms zelfs abrupt of op een manier die verwarrend is voor de ander.

Hoe ziet afstoten eruit?

Afstoten kan op verschillende manieren gebeuren, afhankelijk van hoe iemand geleerd heeft zichzelf te beschermen. Soms is het zichtbaar en direct, soms juist subtiel en verborgen.

  • Actief afstoten: Dit kan zich uiten in boosheid, kritiek, afstandelijke of harde opmerkingen, of zelfs bewust conflict creëren om de ander op afstand te houden. Dit gebeurt vaak onbewust en vanuit de behoefte om de controle te houden: “Als ik jou eerst wegduw, kan jij mij niet verlaten.”
  • Terugtrekken en isoleren: In plaats van de ander actief af te stoten, kan iemand zich juist onzichtbaar maken. Dit kan door contact te vermijden, gesprekken oppervlakkig te houden, emotioneel afwezig te zijn of letterlijk niet meer te reageren—ook wel bekend als ghosten. Voor de ander voelt dit vaak als afwijzing of desinteresse, terwijl het in werkelijkheid een beschermingsmechanisme is.
  • Ambivalent gedrag: Sommige mensen wisselen tussen aantrekken en afstoten. Er is een diepe behoefte aan verbinding, maar zodra die er is, slaat de angst toe. Dit kan zich uiten in wisselende signalen: eerst openheid en nabijheid, vervolgens plotselinge afstandelijkheid of terugtrekking. Dit kan zowel bij de persoon met trauma als bij de ander gevoelens van verwarring en onzekerheid oproepen.

Misinterpretatie in de reguliere psychologie

In de reguliere psychologie worden deze reacties, vooral in extreme vormen, vaak geïnterpreteerd als symptomen van een persoonlijkheidsstoornis, zoals borderline, of als stemmingswisselingen die passen bij een bipolaire stoornis. Het gedrag wordt dan gezien als irrationeel of als afwijking.

Toch is het veel logischer om dit te begrijpen als een neurobiologische reactie. Het zenuwstelsel reageert op verbinding zoals het dat geleerd heeft op basis van eerdere ervaringen. Dit gaat niet over een bewuste keuze of een vast patroon van “problematisch” gedrag, maar over het lichaam dat probeert te beschermen tegen (vermeend) gevaar. Dit perspectief maakt ruimte voor meer begrip en nuance, in plaats van een directe diagnose of veroordeling.

De dynamiek van afwijzing en bevestiging

Wat vaak gebeurt, is dat de ander deze afstoting persoonlijk opvat: als een teken van desinteresse, emotionele onbeschikbaarheid of zelfs een gebrek aan liefde. Dit kan leiden tot terugtrekking en de conclusie kan worden getrokken dat het de ‘schuld’ is van degene die aantrekt en afstoot, maar ook dit is een vorm van zelfbescherming. Hierdoor wordt de angst van degene met trauma—afwijzing, onbegrip, verlaten worden—juist bevestigd. Er ontstaat een vicieuze cirkel waarin beide partijen zich onveilig kunnen voelen, zonder dat het daadwerkelijk over onwil of afwijzing gaat.

Wat als we dit beter zouden begrijpen?

Als we deze dynamiek herkennen als een neurobiologische reactie in plaats van als een bewuste keuze, kunnen we er anders op reageren. In plaats van het gedrag te beoordelen of onszelf terug te trekken, kunnen we laten weten: “Ik zie je. Ik ga niet weg. Ik geef je ruimte, maar ik blijf in contact.”

Dit betekent niet dat je jezelf moet opofferen of over je eigen grenzen moet gaan, maar wel dat je met meer begrip en zachtheid aanwezig kunt blijven. Soms betekent dit letterlijk even afstand nemen zonder de verbinding te verbreken, door bijvoorbeeld te zeggen:

  • “Ik ben hier en ik blijf dichtbij, op een manier die goed voelt voor jou.”
  • “Ik zie dat dit lastig voor je is. Ik blijf hier en we vinden samen een manier die veilig voelt.”

Deze zinnen geven aan dat je aanwezig blijft zonder druk uit te oefenen, zodat de ander niet de last voelt om aan te geven wanneer iets ‘weer kan’.

Een andere ervaring van verbinding

Wanneer iemand, ondanks de automatische neiging om afstand te nemen, blijft voelen dat verbinding veilig kan zijn, ontstaat er ruimte voor een andere ervaring. Dit begint niet met perfect reageren, maar met blijven, met zien, en met ruimte geven.

Door trauma-geïnformeerd naar deze dynamiek te kijken, kunnen we relaties verzachten en versterken en met meer begrip kijken naar gedrag. We kunnen leren dat afstand niet altijd afwijzing betekent en dat nabijheid niet altijd gevaar is. Maar ook dat je als ander er voor iemand in overleving kan zijn, zonder over je eigen grenzen heen te gaan. Stap voor stap, in kleine momenten, kan zo een nieuwe basis van veiligheid en vertrouwen worden gelegd voor beiden.