Waarom ‘goede mannen’ zelden in opstand komen

Kritiek op mannelijk handelen, zwijgen of op het patriarchale systeem roept vrijwel automatisch defensieve reacties op, alsof het over ‘de man’ gaat, in plaats van over een sociaal systeem. Vrijwel elke groep kan bekritiseerd worden, behalve het mannelijke systeem als basis in het algemeen. Juist dat reflexmatige verweer bevestigt waar dit stuk over gaat: het systeem beschermt zichzelf door elke structurele kritiek te personaliseren. Om die reden spreken ook veel vrouwen zich niet uit, of scharen ze zich actief achter de geweldsstructuren die uit het patriarchaat voortkomen.
Ik deel het toch.
Een van de centrale vragen van onze tijd is hoe het kan dat politieagenten, militairen, ambtenaren, politici en gewone burgers blijven functioneren binnen systemen die evident schadelijk, onrechtvaardig of gewelddadig zijn. Hoe het mogelijk is dat mensen zich loyaal opstellen naar leiders, regels en hiërarchieën, zelfs wanneer deze in strijd zijn met fundamentele mensenrechten of met hun eigen morele besef. In de kern ligt hier een structureel, diepgeworteld patroon dat sterk verbonden is met mannelijkheid en het patriarchale systeem.
If you can’t beat ‘em, join ‘em
Dat patroon begint vroeg. Jongens worden vanaf jonge leeftijd socialer gevormd in termen van status, competitie en hiërarchie. Het zit zelfs ingebakken in het reguliere onderwijs dat alle kinderen krijgen. Onderzoek naar spelgedrag laat zien dat jongensgroepen vaker worden gestuurd door dominante hiërarchieën, terwijl meisjesgroepen eerder relationeel en horizontaal georganiseerd zijn (Maccoby, 1998). Jongens internaliseren zo een vorm van sociale positionering waarbij erbij horen, en vooral: niet onderaan staan, cruciaal is. Dit vormt zich neurologisch in een brein dat sterker reageert op beloning, risico en sociale status. Met name in de adolescentie blijkt het mannelijke brein gevoeliger voor de invloed van de groep en voor de belonende effecten van dominantie en erkenning (Steinberg, 2008). Dat maakt jongens gemiddeld vatbaarder voor groepsdruk, en in het verlengde daarvan: minder geneigd om zich af te zetten tegen onrecht als dat zou leiden tot uitsluiting of statusverlies.
Individuele inclusie ten koste van ethiek
Deze dynamiek zet zich voort in volwassenheid. In patriarchale systemen is mannelijkheid nauw verbonden geraakt met gehoorzaamheid aan autoriteit, loyaliteit aan hiërarchie en het beschermen van het in stand houden van machtsstructuren, vaak ten koste van individuen of ethische principes. Hannah Arendt beschreef dit mechanisme als de banaliteit van het kwaad (1963): de bereidheid van gewone mensen om mee te werken aan systemische gruwelen zonder expliciet kwaadaardig te zijn, maar door zich simpelweg te voegen naar het systeem. Die meegaandheid vereist depersonalisatie: het uitschakelen van empathie en het vervangen van moreel afwegen door functionele uitvoering.
Dat mechanisme blijkt keer op keer werkzaam in staatsstructuren, legers, politiediensten en overheden. De meest effectieve systemen van onderdrukking zijn niet die waarin iedereen overtuigd is van de ideologie, maar die waarin mensen hun eigen morele verantwoordelijkheid niet nemen. Vooral om hun sociale positie te behouden. De prijs van protest is immers vaak statusverlies, uitsluiting of agressie vanuit de eigen groep. De patriarchie functioneert precies zo: als een systeem waarin ook mannen die de onrechtvaardigheid herkennen, zich toch niet uitspreken, geen weerstand bieden en niet weigeren als hen iets opgedragen wordt. Omdat het hen iets oplevert. Zelfs mannen die zich niet aan de top bevinden, identificeren zich met het systeem dat hen potentieel status, erkenning of veiligheid belooft, zolang ze zich niet verzetten.
Gender als structuur
Judith Lorber stelde al in de jaren ‘90 dat gender geen identiteit is maar een structuur: een sociaal systeem waarin mannen, ongeacht hun individuele positie, structureel meer waardering, macht en autonomie ontvangen dan vrouwen en gemarginaliseerde groepen. De verinnerlijking van dat systeem maakt dat het zich blijft reproduceren. Zolang mannelijkheid en algemene kracht wordt gekoppeld aan autonomie, leiderschap en dominantie, en zolang het ontmantelen daarvan wordt gezien als zwakte of verraad , blijven ook empathische, bewuste mannen bijdragen aan de instandhouding ervan. Vaak actief, soms passief, maar bijna altijd systemisch.
Wie zich dus afvraagt waarom ‘goede mensen’ zwijgen, waarom soldaten schieten op burgers, waarom ambtenaren bevelen uitvoeren die indruisen tegen menselijke waardigheid, moet niet alleen kijken naar individueel geweten, maar naar neurobiologie, het grotere systeem van mannelijke socialisatie, statusafhankelijkheid en morele outsourcing. Verandering begint pas wanneer we durven erkennen dat het probleem niet zit in ‘foute leiders’, maar in het fundament zelf: een systeem waarin de prijs van integriteit voor mannen hoger is dan de prijs van gehoorzaamheid.
Ik herhaal nog even: het gaat niet over individuen en over alle mannen, maar het zou wel meer bewustzijn kunnen creëren ten aanzien van hoe automatisch dit systeem werkt.